"Zal ik de sprongservice doen?", vroeg ze aan mij. "Dat moet je zelf weten", zei ik terug, "jij moet serveren". "Maar ik doe altijd de eerste sprongservice fout", zegt ze. Ik: "Begin dan met de tweede".
Bij dit soort situaties moet ik altijd denken aan de titel van de blog; geloof niet alles wat je denkt1. Bij de online community "Coaching Volleyball" op Facebook zijn er vragen in de trant van "We starten als team altijd slecht in de eerste set, heeft iemand een oefening omdat op te lossen?", of "We kunnen de set nooit afmaken, altijd we op de 23-23 zijn gekomen, verliezen we de set. Met wat voor training kunnen we dat leren?"
Het gaat hier over een team, coach of speler die gelooft dat een bepaalde slechte prestatie vaker voorkomt dan statisch te verwachten is, vaak gekoppeld aan de stand of het moment in de wedstrijd.
Coaches op de Facebook geven allerlei goedbedoelde oefeningen die het slechte spel aan het begin of einde van de set op moeten lossen. Alsof de situatie al een vaststaand feit is.
Mijn vraag is echter :"Bestaat het probleem wel?"
Is er gemeten over vele wedstrijden of het team altijd slecht begint, gecorrigeerd naar sterkte van de tegenstander? Immers tegen een goede tegenstander is het logisch dat je minder punten maakt, ook in het begin van de wedstrijd.
Is er hard bewijs over langere tijd dat het team inderdaad gemiddeld slechter presteert vanaf 23-23 dan op grond van de sterkte van het team mag worden verwacht?
In het geval van mijn speelster: heeft ze statistisch bewijs dat haar eerste sprongservice vaker fout gaat dan de tweede of derde?
Daniel Kahneman deed onderzoek naar het omgaan met statische informatie en concludeerde dat mensen daar slecht in zijn. Hij benoemde in zijn boek "Het feilbare denken", cognitieve bias, systematische denkfouten die mensen maken bij het verwerken van informatie. Er zijn inmiddels meer dan honderd biases beschreven zoals het halo-effect, anchoring en confirmation bias.
Een voorbeeld uit basketbal en volleybal is het idee van een speler die "hot" is—iemand die opeens alles raak slaat of schiet. Kahneman toont aan dat dit fenomeen eigenlijk niet bestaat. Het lijkt zo, maar in werkelijkheid past een reeks goede acties binnen normale statistische variatie. Het idee dat iemand "hot" is, krijgt betekenis doordat een commentator het benoemt, en mensen gaan het vervolgens waarheid wordt.
Het probleem met dit soort ideeën is dat ze zichzelf versterken. Door het idee te benoemen, krijgt het bestaansrecht. De confirmation bias—de neiging om informatie te zoeken die je bestaande overtuigingen bevestigt—zorgt er vervolgens voor dat het beginnend idee vaste voet aan de grond krijgt en als werkelijk wordt ervaren.
Het team verliest in een wedstrijd driemaal op rij een set vanaf 23-23, en de coach vraagt zich bij de eerstvolgende wedstrijdbespreking hardop af hoe het toch komt dat ze steeds vanaf die stand verliezen?
Nog een keer die situatie in de volgende wedstrijden en de confirmation bias maakt het idee een feit voor team en coach. Hierdoor zal het team door dat idee bij volgende 23-23's stijf van de zenuwen staat.
De self-fulfilling prophecy, een verwachting die zichzelf verwezenlijkt, helpt het team nog verder de afgrond in. "Zie je wel", als het team op van de zenuwen weer een set verliest, en het team en coach daarna zeker weet vanaf 23-23 niet meer te kunnen volleyballen.
De kern is dat dergelijke overtuigingen ontstaan zonder dat er onderbouwing bestaat door goede meetresultaten. Denkfouten zoals confirmation bias houden het geloof in het probleem vervolgens in stand.
De oplossing? - geloof niet alles wat je denkt. Daarom geef ik mijn speelster het onmogelijke advies: "Begin gewoon met je tweede service."
Epiloog
Cognitieve biases kun je ook ten goede gebruiken. Confirmation bias en self-fulfilling prophecy kunnen het team helpen geloven dat ze vanaf 23-23 op hun sterkst zijn, met meer zelfvertrouwen spelen en daardoor sets winnen. Alleen pas op, verlies wordt altijd zwaarder gewogen dan een gelijkwaardige winst (loss aversion bias) en kan er voor zorgen dat het opgebouwde zelfvertrouwen weer snel afbrokkelt.
1 De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik de titel niet zelf heb verzonnen. De titel is afkomstig van een boek van Björn Natthiko Lindeblad, een Zweed die een lange tijd in een boeddhistisch klooster heeft geleefd. In het boek vertelt hij dat "geloof niet altijd wat je denkt" in meer omstandigheden dan alleen volleybalwedstrijden je kan helpen.
Reacties
Een reactie posten